Terug naar overzicht

Rooms-Katholiek
Maria

Waarom is Maria zo belangrijk voor rooms-katholieken en is dat terecht?

IRS

24 OKT 2018

mariabeeld granada

Terug naar overzicht

In een preek geeft Ds.G.Boer op een heldere manier antwoord op deze vraag.

Verleden jaar zijn wij saamgekomen rondom: ‘En zij hebben allen gezondigd en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is’. Daarin wordt het centrale van de Reformatie, hart van de Bijbelverkondiging opengelegd. Vanavond willen wij elkander stilzetten bij de Bijbelse plaats van Maria, die in het eeuwen oude conflict met Rome niet minder aan de orde is. Nog meer. Immers de Marialogie, dit is de leer over Maria, kwam in een nieuw stadium toen de pas overleden paus de hemelvaart van Maria als onfeilbaar dogma uitvaardigde. Daarmee is de strijd der Reformatoren in een nieuw licht komen te staan. In de worstelingen is de strijd van de reformatoren weer in een nieuw licht komen te staan. Daarom willen wij vanavond als leerjongeren van de Heere Jezus Christus ons uit de Schrift laten leren wat de plaats van de moeder van de Heere Jezus Christus is geweest en wie de feitelijke familieleden van Hem zijn.

Uit de tekst blijkt gemeente, dat de Heere Jezus broeders en zusters heeft gehad. Wel heeft men daarvan neven en nichten willen maken, of ook van Jozef een weduwnaar willen maken, die dan met de kinderen uit zijn eerste huwelijk in een tweede zou gegaan zijn, maar dit alles is een staaltje van bevooroordeelde Schriftuitlegging. De Schrift spreekt van broeders en zusters en geeft geen aanleiding om aan deze vooronderstelling te denken. Wij mogen dus aanvaarden dat Jozef en Maria een gelukkig huwelijksleven gekend en een gezegend gezinsleven hebben ontvangen. Maar in dit gezin waren wel bijzondere moeilijkheden. Immers de oudste Zoon van Maria nam wel een heel bijzondere plaats in. Hij was immers Israëls Messias en de Zoon van God. En aangezien een profeet niet geëerd is in Zijn eigen vaderland, is Hij dat zeker niet in Zijn eigen gezin. Zo ook in het gezin van Jozef en Maria. De broeders en zusters, Zijn eigen broers en zusters geloofden niet in Hem. Hij werd miskend door Zijn eigen familie. Uitdrukkelijk vermeldt ons dit de Heilige Schrift. Hier gaat al in vervulling was de dichter zingt: ‘Mijn broederen ben ik vreemd, door elk onteerd en onbekend de zonden mijner moeder, ik vind onder hen nog schutsheer nog behoeder’.

Daarenboven had Maria er moeite genoeg mee om haar plaats tegen dit wonderkind te vinden. Zij wist het er het meest van. Alle woorden die zij van over dit Kind had gehoord van de engel Gabriel, van de heersers en de wijzen, van Simeon en Anna en van wie al niet meer, heeft zij bewaard en in haar hart overlegd. Maar dat verhinderde niet dat zij eenmaal en andermaal struikelde en meer dan iemand anders had te strijden tegen haar natuur, als moeder, die zich telkens weer beschermend en vermanend tegenover dit kind deed staan.

Klaar was dat tot openbaring gekomen bij de bruiloft te Kana, waar de verlegenheid van de bruidegom bij het gemis van de wijn haar de gelegenheid schonk om als moeder een voorzichtig pleidooi te houden voor de bruidegom bij haar Zoon. Maar hoe onderworpen Christus geweest is aan Zijn ouders, hier moet Hij de gehoorzaamheid aan zijn moeder afwijzen en een terechtwijzing geven en zeggen: ‘Vrouw wat heb ik met u te doen, Mijn uur is nog niet gekomen’. Ook op 12-jarige leeftijd is er de strijd geweest tussen natuur en de genade. Maria heeft steeds met een zwaard door haar eigen ziel moeten leren, dat Hij niet in de eerste plaats haar Zoon was, maar haar Verlosser, niet het Kind, waarover zij moest waken, maar het Kind dat over Gods Huis, Gods Woord waakte en bezig was in de dingen des Vaders. En weer is Christus bezig in de dingen Zijns Vaders.

De worsteling met de duivel bereikt weer een van de hoogtepunten. Immers er worden mensen tot Hem gebracht, die van de duivelen bezeten waren. Blind en stom. Terwijl Jezus deze duivel uitwerpt, schreeuwt deze: Gij zijt Gods Zoon! In het huis waar de Heere Jezus Zijn Messiasarbeid bezig is, is het vol en gespannen. De mensen bezetten het hele huis. Er was zelfs geen tijd en plaats om brood te eten. Christus staat voluit in het werk des Vaders. Zijn Middelaarsziel is tot het uiterste gespannen. Dan komt de grote botsing tussen de Heere Jezus en de Farizeeën. Immers zij roepen vervoerd door haat uit: Deze werpt de duivelen uit door Beëlzebul. Deze godslastering is de welbewuste afwijzing van Christus tegen beter weten in. Zij schrijven Zijn werk toe aan de overste der duivelen. Dit is de zonde tegen de Heilige Geest. Hier in dit huis staat de machtige Mensenontfermer tegen de machtige mensenverderver. Hier zijn de tegenstelling tot het uiterste opgevoerd. En in dit geding tussen Christus en de duivel, tussen Zijn discipelen en de trawanten van de vorst der duisternis grijpt de familie van de Heere Jezus in. Zij staan buiten en zoeken Hem. Zij scharen zich aan de zijde van hen die reeds uitgeroepen hebben: Hij is buiten zijn zinnen, Hij is overspannen. Het werk heeft Hem teveel aangegrepen. Hij weet niet meer wat Hij doet.

Dan waakt in Maria op haar moederlijk gevoel, dat haar Zoon in gevaar ziet. Hij moet tegen Zichzelf beschermd worden. Daarom gaat een boodschapper of meerdere boodschappers naar binnen om Hem de komst van Zijn moeder en broeders te melden. Zie gemeente hier begint het al. Hier gaat Maria staan tussen Christus en God. Met de beste bedoelingen zegt ge? Die gelden in het Koninkrijk Gods ten ene male niet. Hier gelden alleen de woorden Gods en de zending van de Messias. Het Woord Gods en het werk Gods zijn geheel eigensoortig. Alle verhoudingen op aarde hebben zich onvoorwaardelijk te schikken naar de orden van deze Middelaar en Zijn Woord. Och, dat dit in de kerk bedacht ware! Maria is in de loop der kerkgeschiedenis maar al te gretig op deze plaats gezet. Immers de kerk in de Middeleeuwen heeft Maria van haar plaats gehaald en heeft van haar gemaakt iemand die haar goddelijke Zoon aanwijzingen geeft in de dienst van Gods Koninkrijk. Ook de broeders van Jezus werden in die dagen aangeroepen, te hulp geroepen. Maar Maria kwam bovenaan te staan. Er werd toen in ons land een psalmboek van Maria gemaakt waarin de psalmen van David zo waren omgezet, dat ze in plaats van Israëls God, Maria verheerlijkten.

Neen de verzoeking, waaraan Jezus bloot stond van de zijde van Zijn eigen moeder, is niet in dat huis gebleven. Maar de gehele kerkgeschiedenis door. Steeds meer werd Maria van haar plaats gehaald. Zij werd een bijzondere vrouw. Dat was ze ook. Maar in het geloof. Groot was haar bevoorrechting. Groot was haar overgave. En in deze overgave is zij onsterfelijk. Geroemd bij haar nageslachten. Zoals wij vanavond gaarne willen doen. Van nu aan zullen wij zalig spreken alle geslachten der aarde. Maar zalig spreken is wat anders dan te zeggen, dat Maria onbevlekt is ontvangen. Wat anders dan te leren per pauselijk decreet, dat zij ten hemel gevaren is, dat zij de hemelkoningin is geworden. Dat zij nog een stap verder middelares geworden is. De pas gestorven paus heeft de hemelvaart van Maria als onfeilbare leer afgekondigd. Hij heeft intussen gestaan voor haar goddelijke Zoon om van deze dwaalleer rekenschap te geven. Zie dat verbaast ons in Rome, ja het grijpt ons aan, dat zij het bestaat om tegen de duidelijke uitspraken van het Woord Gods in te gaan, en aan Christus de eer en de waardigheid te ontnemen van de enige en algenoegzame Zaligmaker te zijn. Daarom gedenken wij met smart op deze gedenkdag van deze kerkhervorming, dat het nodig was dat Maria opnieuw haar Bijbelse plaats ontving. Want in de grond van de zaak is Maria de uitdrukking van het menselijke, een zuil die van de aarde naar de hemel reikt.

Bij Rome lopen twee zuilen. Een van omhoog naar omlaag, dat is Gods Zoon. En een van beneden naar boven, dat is het toppunt van het menselijke dat is Maria. Daartegen hebben de reformatoren gestreden en gebeden en geleden. Want zij konden het niet dulden, dat de enige en algenoegzame plaats van Christus werd verduisterd door Maria en zij Hem aanwijzingen ging geven in het zaligen van zondaren. Wij gedenken met smart. Het was nodig, en het is vandaag nog nodig! De kloof met Rome, hoezeer allerlei wantoestanden uit de tijd van de Reformatie tot het verleden behoren, is principieel niet kleiner maar dieper geworden. Het of Jezus is geen volkomen Zaligmaker of die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen moeten alles in Hem hebben dat tot hun zaligheid van node is, is vandaag nog van volle betekenis.

Daarom was de Reformatie nodig en is ze vandaag nog nodig.

Want hoor het antwoord van de Heere Jezus: ‘Wie is Mijn moeder of Mijn broeders? En rondom overzien hebbende, doe om Hem zaten, zeide Hij: Ziet Mijn moeder en Mijn broeders! Want zo wie de wil van God doet die is Mijn broeder Mijn zuster, Mijn moeder’. Machtig moet dit antwoord hebben geklonken. Aangrijpend zal dit woord Maria door de ziel gegaan zijn. Geen duimbreed toch gaf de Heere aan het verlangen van Zijn moeder toe. Hij staat in de dienst van de Vader. De ijver voor het huis des Heeren heeft Hem verslonden. Hij gaat er in op. Hij ziet met beide ogen naar de Vader. Hij ziet op Zijn werk. Hij spreekt hier niet als huisgenoot. Maar als de Gezondene, Hij stelt de banden des bloeds achter de banden der genade. Hij troost hier Zijn discipelen. Hij reikt hen de hand. Hij verkondigt dat Hij al Zijn discipelen zo hoog eert als waren zij Zijn naaste bloedverwanten. Dat wil zeggen Jezus heeft een grote familie op aarde. En als het er helemaal op aankomt zet Hij alle broeders en zusters in de plaats van Zijn moeder en broeders op de aarde. Neen de familie van de Heere Jezus is groot. Zo groot dat Hij ze los maakt van de natuurlijke banden en ze stelt in de genade. Want Christus is maar niet zo naar de aarde gekomen. De Vader heeft Hem broeders en zusters beloofd. De Vader heeft gezegd: Mijn Zoon wanneer Gij Mijn wil volbrengt krijgt Ge van Mij een groot gezin. Ik geef ze aan U. Daarom zijn zij gegevenen des Vaders. Hij gaat dan een nieuwe familie stichten en deze familie aan zijn dood verbinden. Hij geeft een andere bodem, dat is niet Zijn geboorte maar Zijn dood. Zijn dood zegt ge? Onze familie wordt gevormd en uitgebreid door geboorte, Christus door Zijn dood. Immers wanneer Hij Zijn ziel tot schuldoffer zal gesteld hebben zal Hij zaad zien.

Daarom gaat de Heilige Geest uit om deze dwaasheid van het Evangelie te leren, dat wij geboren worden geestelijk uit Zijn dood. Dat wij leven leren in Zijn ondergang. In Zijn dood lagen en liggen de levenskiemen. Immers Petrus spreekt over de wedergeboorte als geschied door de opstanding van Christus. Zijn dood ons leven, is waar wij Hem toebehoren. Met Hem verenigd worden in een waar geloof. Vlees worden van Zijn vlees, been van Zijn gebeente. Is er nauwer gemeenschap mogelijk dan in deze diepe en innige vereniging met de Heere Jezus Christus? Broeders en zusters. Daar behoort Maria ook bij. Daar behoren Godlof ook Zijn broeders bij. Maar niet eerder dan toen Hij gestorven was, toen kwam Maria op haar plaats. En stervend heeft Hij toen Hij het eeuwige verbond en testament der genade vastmaakte in Zijn dood gezegd tot Maria: Vrouw zie uw zoon en zoon zie uw moeder. Toen sprak door de genade, eerst door de genade, de bloedverwantschap en ging Zijn zorg tot Zijn moeder uit zelfs in zijn dood. En na zij dood door Zijn Geest hebben Zijn broeders in Hem geloofd.

Daar behoren door Gods grote genade duizenden en nog eens duizenden toe die geestelijk zijn geleid naar het kruis van de Heere Jezus Christus, beladen met de schuld en de ongerechtigheid van de zonde. Daar behoren toe de profeten en de martelaars, de ellendigen en de armen die geen andere grond in leven en sterven overhielden dan de gerechtigheid van deze Borg. Daarom is de strijd tegen Rome in de diepste grond de strijd over de aard het karakter van de genade. Is het genade alleen? Of is er op de een of andere wijze de werkgerechtigheid van de mens mee vervlochten? Daarom komt op deze Hervormingsdag tot ons de vraag, of Christus ons allen is geworden en wij van de wortel van onze gerechtigheid en eigengerechtigheid zijn afgesneden en in Christus zijn ingelijfd. Want Christus zegt: ‘Zo wie de wil van God doet die is mijn broeder, zuster en moeder’. Wat is de wil Gods? Niet dat wij Christus naar het vlees gekend hebben. Dat is ons niet gegeven. Sommigen in de dagen van Paulus wel, maar ons niet. Paulus zegt ervan: Dat is van geen belang. Wij kennen Christus niet meer naar het vlees, maar wij kennen hem naar de Geest. Dit is de Wil des Vaders die Christus gezonden heeft, dat een ieder die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Het gaat er dus om gemeente dat wij Christus met ogen des geloofs aanschouwen. In de zoon geloven is dus hetzelfde als de Zoon aanschouwen. En dit is het wonder voor Luther geweest en voor Calvijn en noem maar op dat zij Christus als de enige en algenoegzame Zaligmaker hebben aanschouwd en in Hem geloofd. Dat Christus uit de uithoeken van het Roomse systeem is uitgehaald en Zijn werk weer in het middelpunt is geplaatst. Dat zij Hem weer hebben gepredikt aan een hongerend en dorstig volk. Wat hadden die mensen, die discipelen van Jezus bij zich toen zij in dat huis zaten? Niets, alleen een hongerend en dorstig hart, dat snakte naar de verfrissende dronk uit de genade. Wat heeft Luthers hart tot rust gebracht in die bange dagen van zijn zielsworsteling? Niets dan de koele dronk, dat de rechtvaardige alleen uit zijn geloof zal leven. Dat was niet een geloof van ‘het zal wel zo zijn’, maar de krachtdadige werking van de Heilige Geest die hem naakt uitstroopte voor God en in de Christus alles gaf en met Hem verbond. In de Reformatie klonk opnieuw: zalig die gelooft. Dit Evangelie is wonderzoet en maakt dronken van vreugde een ieder die door eigen nulpunt heengaat. De Reformatie heeft van de leken weer mondige leden van de gemeente gemaakt. De leken werden afgescheept met een aflaatbriefje. De rijksten konden deze het beste betalen. Rome heeft immer de massa dom gehouden in de dingen van Gods Koninkrijk.

Daarom is de Reformatie geweest een uitleiden uit het diensthuis van Rome. Verstaan wij dat? Alleen het geloof maakt tot een broeder van Jezus. Daarom moeten wij met de uitdrukking van Roomse medebroeders en zusters uiterst voorzichtig zijn. Niet op de rechterstoel gaan zitten. De Roomse Kerk als Kerk is een valse kerk, al zijn er naar het woord van Calvijn ruïnen van de ware kerk te vinden. Deze schat hebben wij te bewaren tegen Rome. Elke weg die ons weer in het diensthuis brengt te haten. Bepalen wij ons tot de Hervormde kerk. Is het besluit de vrouwen tot de ambten toe te laten niet een weg naar Rome? Hoe…. O, neen Rome zal nooit een vrouw toelaten tot de ambten. Maar de beslissing viel tegen het Woord. De neiging om de diensten wat op te sieren met allerlei, enzovoort. Wat hebben veel Protestantse kerken gedaan? De erfenis verkwanseld en ingeruild voor allerlei waarbij een mens misschien nog wel leven maar niet sterven kan. Het doen van de wil des Vaders werd toch weer in het schepsel gelegd niet in de verbinding met de Zaligmaker. Want alleen het geloof is de bron van de gehoorzaamheid aan Zijn woorden. ‘Zonder Mij kunt gij niets doen’.

Leven wij uit dit geloof? Handelen wij naar dit geloof? Brengen wij vruchten des geloofs voort? Hoeveel zogenaamde Protestanten zij er niet die alleen Rome verlaten hebben, omdat zij een vrijheid zochten niet de vrijheid van Christus maar de vrijheid van het vlees. Van wie zijn wij familie gemeente? Zijn wij familie van de Heere Jezus of van…. Er is geen tussenweg. Gelooft dan Zijn heil en troostrijk Woord, verhardt u niet, maar laat u leiden.

Amen